Leefomstandigheden 17e en 18e Eeuw

Epidemien

1663-1666 Pest in Amsterdam, met 30.000 doden (15% van de bevolking), West-Friesland, Brielle, Delft, Sappermeer, Tiel, Brugge (Belgie).
1712 Pest in Utrecht.

Vanaf 1700 – Epidemieen in de geschiedenis
1700 Rond deze tijd werd de nieuwe Gregoriaanse kalender gefaseerd ingevoerd.
1721 Pest in ‘s-Gravenhage.
1736 ‘Loop’ ziekte in Kampen.
1767-1768 Kindersterfte in Enkhuizen.
1770-1771 Pokken en pest in geheel Nederland (‘rotkoorts’).
1774 ‘Gal- of kwijlkoorts’ in Overflakkee.
1778-1779 Roodvonk in Rotterdam e/o.
1779-1784 Dysenterie (diarree) in Gelderland, Den Bosch, Utrecht, Groningen (ook ‘persloop’).
1789 Kinkhoest in Utrecht.
1797-1808 Pokken in Rotterdam, Groningen.

Vanaf 1800 – Epidemieen in de geschiedenis
1808 Miltvuur in Gelderland en Brabant.
1808 Roodvonk in Nederland.
1809 Pokken in Amsterdam.
1813-1814 Tyfus, bij het Beleg van Maastricht overlijden 1600 mannen aan de tyfus.
1815 Tyfus en tetanus in Nederland.
1815-1818 Pokken in Breda, Utrecht en Rotterdam.
1823 Tuberculose in heel Nederland (door winterkou).
1826-1828 Pokken in Friesland en Groningen.
1829 Malaria in Groningen, ofwel ‘Groninger ziekte’, veroorzaakt door warme zomer na overstromingen.
1831-1833 Cholera epidemie in heel Nederland.
1831-1833 Pokken in Gouda.
1835 Roodvonk in Utrecht.
1837 Mazelen in Utrecht.
1841 Pokken in Leiden.
1848-1849 Cholera in Nederland met landelijk 20.000 doden (1% van de bevolking).
1853-1855 Cholera in Rotterdam, Amsterdam, Groningen.
1856 Tyfus in Groningen.
1857 Malaria in Zeeland (‘Zeeuwse koorts’)
1857-1859 Roodvonk in Zeeland.
1859 Tyfus en Cholear in Groningen.
1859 Difterie in Friesland.
1863 Tyfus in Friesland.
1864-1865 Pokken in Woudsend, Friesland.
1865-1866 Choleria in heel Nederland, met name in de grote steden.
1870-1873 Pokken in Nederland, ca. 20.000 doden, (waarvan 75% kinderen). Mede door Frans-Pruisische oorlog.
1883 Tyfus in Leiden.
1884 Mazelen en Difterie in Amsterdam en Zeeland. Roodvonk ook in Amsterdam.
1885 Cholera in Nederland, vooral in ‘s-Gravenhage.
1887 Meningitis en Tuberculose in Nederland.
1887 – 1910 Tuberculose in geheel Nederland.
1888 Malaria in Kampen.
1892 Cholera in Den Bosch.
1892 Difterie in Maastricht.
1893-1894 Pokken in Rotterdam.
1894 Cholera in Amsterdam.

Vanaf 1900 – Epidemieen in de geschiedenis
1900-1909 Malaria in Noord Nederland.
1909 Cholera in Rotterdam.
1910-1911 Mazelen in Amsterdam.
1914-1918 Tyfus onder militaire vluchtelingen van Eerste Wereldoorlog.
1918-1920 Spaanse griep met 30.000 doden, met name twintigers en dertigers. Binnen Europa 20-40 miljoen doden.
1923-1965 Malaria in Noord Nederland.
1830 Roodvonk in Voorschoten.
1936 Roodvonk in Rotterdam.
1938-1939 Kinderverlamming, vooral in Amsterdam en Nijmegen
1940 Dysenterie in Leiden.
1940-1947 Malaria in Middelburg en Noord-Oost Polder.
1941 Griep in Groningen.
1943 Kinderverlamming in Amsterdam.
1946-1949 Tuberculose in heel Nederland.
1956 + 1978 Kinderverlamming in Nederland.
1966 Meningitis in Nederland.

- Godsdienst -

Voor zover bekend waren al onze voorouders Rooms-Katholiek. Als zodanig werden zij tot aan de Franse tijd (1795) door de officieel protestantse overheid gediscrimineerd: Katholieken mochten in principe geen openbare ambten bekleden en schuilkerken werden slechts tegen betaling van steekpenningen (vaak wel 500 gulden per jaar) gedoogd. Als gevolg hiervan waren bijv. onderwijzers, notarissen en bestuurders protestant en mocht er alleen bij of in protestantse kerken begraven worden.

- Koopkracht -

In de 17e en 18e eeuw bedroeg het jaarinkomen van een boer gemiddeld ongeveer 300 gulden, het loon van een arbeider lag op ca. 150 gulden per jaar. Een 12-ponds(rogge)brood koste gemiddeld 7 stuivers. De inflatie bleef gedurende de 17e en 18e eeuw, afgezien van enkele duurtejaren waarin de prijzen tijdelijk sterk stegen, zeer gering. Een koe kostte zo'n 50 tot 80 gulden, een jonge koe (vaars) rond de 40 gulden. Wat de grondprijzen betreft kon 1 morgen in de eerste helft van de 17e eeuw soms nog wel tot 1000 gulden kosten, maar nadien lag de prijs tot aan het eind van 18e eeuw gemiddeld op zo'n 270 gulden per morgen.

- Munteenheden -

Tot 1810 rekende men in guldens, stuivers en penningen, waarbij 12 penningen in één stuiver en 20 stuivers in één gulden gingen. Een bedrag van bijvoorbeeld 5 gulden, 13 stuivers en 10 penningen werd geschreven als fl. 5,13,10.
Tijdens het "Koningrijk Holland" en de Franse bezetting (1810-1813) werd de gulden vervangen door de franc. Na het herstel van onze onafhankelijkheid werd in 1814 de gulden weer ingevoerd, maar nu volgens het decimale stelsel verdeeld in 100 centen.
Vanaf 2002 is de gulden vervangen door de euro, waarbij 1 gulden = 0,45378 euro.

- Namen -

Sinds 1811 heeft elke Nederlander twee soorten namen: één of meer voornamen en één achternaam (familienaam). Vóór die tijd was eenzelfde erfelijke achternaam voor een hele familie lang niet zo vanzelfsprekend als dat het nu is. In Noord-Holland waren het aanvankelijk alleen de notabelen die in de 16e eeuw een erfelijke familienaam gingen voeren, waarin in allengs door steeds meer mensen werden nagevolgd. Zo'n familienaam was tot 1811 niet verplicht, zodat sommigen er helemaal geen hadden en het ook wel voorkwam dat men een andere naam aannam.

Wat wel iedereen had was een zgn. patroniem. Dat is een soort naam die aangeeft wie iemands vader was. Als bijvoorbeeld Jan de zoon van Pieter was, dan voerde hij achter zijn voornaam Jan het patroniem Pieterszoon, wat bijna altijd werd afgekort tot Pietersz. Men had vroeger dus altijd een voornaam en een patroniem, waarachter geleidelijk aan steeds meer mensen dan nog een familienaam voerden. Dit bleef zo totdat in 1811 een familienaam verplicht werd en daarmee het patroniem verdween.

- Oppervlaktematen -

In West-Friesland was de belangrijkste oppervlaktemaat de morgen, die bestond uit 600 vierkante roeden, wat overeenkomt met ca. 0,877 hectare, oftewel ruim 93 x 93 meter. Eén roede was ca. 3,8 meter lang, zodat 1 vierkante roede overeenkomt met zo'n 14,5 m2.

 

- Spelling -

De officiële standaardspelling zoals wij die nu kennen dateert pas uit de 19e eeuw. Vóór die tijd spelde men de woorden volgens de plaatselijke gewoonte, waarbij veelvuldige afwijkingen voorkwamen. Dit verschijnsel valt vooral op bij de spelling van namen. Zo begon de naam Koop aanvankelijk meestal met een C en kwamen in het begin van de 17e eeuw naast elkaar de varianten Coop, Coopes, Copes, Coopis, Copis en zelfs Coopies voor! In de 18e eeuw werden de C en de K nog door elkaar gebruikt, maar sinds de invoering van de Burgerlijke Stand in 1811 wordt Koop definitief met een K geschreven.

- Tijdrekening -

Waar gesproken wordt van de 17e eeuw, worden de jaren 1601 t/m 1700 bedoeld en betreft de 18e eeuw dus de jaren 1701 t/m 1800, enzovoort. Dit komt omdat de 1e eeuw de jaren 1 t/m 100 omvatte.